Basis-functie-onderzoek
Het functie-onderzoek neemt een bijzondere plaats in in het kinesitherapeutisch onderzoek. Er wordt getracht een antwoord te vinden op de vraag waar symptomen vermoedelijk hun oorsprong vinden:
- in de klinisch contractiele structuren (spieren, pezen)
- in de klinisch niet-contractiele structuren ( kapsel, banden, glijweefsel, fascia, zenuwen, bloedvaten, bot).
Tevens wordt ook de aard van de functiestoornis (hypo-hypermobiliteit, krachtsvermindering, incoördinatie) en de actualiteit van de laesie vastgesteld.
[bewerk] Onderdelen
Men kan het basis-functie-onderzoek in drie delen indelen:
Alle functietests moeten zowel aan de linker- als rechter-zijde worden uitgevoerd, zodat een vergelijking mogelijk wordt.
Bij aanvang van het functie-onderzoek is het belangrijk om weten of er in de uitgangshouding reeds pijn aanwezig is. Indien dit zo is, zijn het de veranderingen in die pijn tijdens de tests die relevant zullen zijn. Men moet ook altijd polsen of de optredende pijn ook werkelijk de pijnklacht van de patiënt(e) is.