Acta Sanctorum
De Acta Sanctorum zijn de kritische uitgaven van heiligenlevens in de gelijknamige reeks die sinds de 17e eeuw eerst te Antwerpen, nu te Brussel, wordt verzorgd door de Bollandisten, een historisch instituut van de jezuïeten.
In de 16e eeuw was er veel kritiek ontstaan op de Rooms-Katholieke Kerk, met name ook op de wildgroei in de verering van heiligen en hun relieken. De reformatoren stelden dat katholieken kritiekloos alle informatie over heiligen voor waar zouden houden, en dat de heiligenverering bij hen meer plaats kreeg dan het geloof in Jezus Christus. Nadat de Reformatie in Europa flink terrein had gewonnen, begon de Kerk in de Contrareformatie vanaf het Concilie van Trente aan een tegenoffensief. Daarbij hoorde ook historisch onderzoek, zoals bijvoorbeeld kardinaal Caesar Baronius dat ondernam. In de Nederlanden nam de jonge jezuïet Heribert Rosweyde (1569-1629) met enkele gezellen zich voor om de vele levenbeschrijvingen van heiligen kritisch te onderzoeken op hun waarheidsgehalte, vervalsingen te ontmaskeren en de teksten van heiligenlevens in hun meest betrouwbare vorm uit te geven. Na de dood van Rosweyde nam zijn medewerker Godfried Henschen (Henschenius) de leiding over. Johannes Bolland (Bollandus) (1596-1665) volgde op zijn beurt Henschenius op. Na de opheffing van de jezuïeten in 1773 verhuisden de Bollandisten naar Brussel. In 1788 werden ook de Bollandisten opgeheven. De Bollandisten zetten hun werk tot 1794 echter voort bij de norbertijnen in de Abdij van Tongerlo. Pas in 1845 verscheen er weer een deel van de Acta Sanctorum. Tegenwoordig werken zij in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel.
In 1643 verschenen de eerste delen van de Acta Sanctorum (Latijn: handelingen der heiligen). Het werk is geordend naar de feestdag van de heiligen, te beginnen met de maand januari. Tot nu toe zijn er 68 delen in folioformaat verschenen. In 1940 verscheen een inleidend deel, Propylaeum, voor de maand december. In het deel voor december dat sinds jaren op stapel staat, moet onder andere de hagiografie rond Nicolaas van Myra ontrafeld en geordend worden.
Het hoge peil van de inleidingen en tekstuitgaven dwong al spoedig respect af, en vergissingen deden daar niet aan af. De Bollandist Daniël Papenbroch (1628-1714) meende dat vele Merovingische oorkonden en heiligenlevens door benedictijnen vervalst waren. Dit leidde tot een zeer gedegen reactie door de benedictijn Dom Jean Mabillon die vervolgens in zijn De re diplomatica (1681) de oorkondenleer als historische hulpwetenschap grondvestte. In dit boek ontwikkelde hij een methode voor het onderscheiden van echte van valse oorkonden, het discrimen veri ac falsi. Papenbroch bekende ruiterlijk zijn ongelijk. De Bollandisten werkten in de 18e eeuw met name samen met de benedictijnse congregatie van St. Maur wier leden vele kerkhistorische studies en bronnenuitgaven verzorgden. In de negentiende eeuw konden filologen de methode der tekstkritiek die de Bollandisten hadden helpen ontwikkelen, verfijnen.
De Bollandisten geven behalve de Acta Sanctorum een eigen tijdschrift uit, de Analecta Bollandiana. Ook verzorgen ze de Bibliographia Hagiographica Latina, de onmisbare bibliografie rond heiligenlevens.